Normaal rijd ik van Kampen naar Elburg via Noordeinde, ook wel Kampernieuwstad genoemd. Noordeinde was vroeger een klein vissersdorpje aan de Zuiderzee. Het kon daar verschrikkelijk spoken, met zeer regelmatig overstromingen. Nu is het een vergeten gat met 215 inwoners, gelegen aan het Drontermeer. Een schooltje, een charmant kerkje en een gemeenschapshuis. Verder staat de tijd daar stil.
Omdat ik mijn broer aan boord had reden we nu richting Oosterwolde. Rijdend op de Lange Woldweg passeer je dan Kerkdorp. Het woord dorp is nauwelijks van toepassing zo klein is het gehucht. Vroeger noemde men dat een vlek. Een bord aan het begin van het dorp geeft aan dat daar ooit de Sint Nicolaaskerk heeft gestaan. Een verhoging in het landschap is het enige wat is overgebleven. Uiteraard stopten wij om onze neuzen achterna te gaan. Een vriendelijk, nieuwsgierig meisje staarde ons aan. Hoe komen wij bij de kerk? Haar moeder kwam en zei dat we wel door hun tuin mochten lopen. Het hek werd door het vriendelijke nieuwsgierige meisje voor ons open gehouden. In de tuin een prachtig konijnenhok met negen konijnen. Hele mooie, en hele bijzondere konijnen. Konijnen die aan wedstrijden mee doen. Zo kwamen wij op de plek waar de kerk heeft gestaan. Een viertal grafstenen op een heuvel herinneren nog aan wat daar ooit is geweest. Als herinnering kreeg ik een stukje leisteen van het dak van de kerk. Begin van de avond ontving ik de tekst van een spreekbeurt, gehouden door dochter Esra, die ik graag met u wil delen.
Spreekbeurt over “het Kerkdorp”
Ik wil mijn spreekbeurt graag houden over de geschiedenis van onze achtertuin en omgeving.
Ik ben voor de informatie van mijn spreekbeurt bij een oude meneer op visite geweest. Meneer Hoekerd is 83 jaar en woont in de Hullen in Oldebroek. Hij heeft mij veel verteld over vroeger en dus ook over Kerkdorp.
Kerkdorp is al heel oud, meer dan 500 jaar oud. Veel ouder dan Oosterwolde.
Kerkdorp heette vroeger Oostenwold. Wold komt van ‘woud’ en ‘wout’ betekent bos. Vroeger was het hele stuk van Oosterwolde naar Kerkdorp allemaal bos. Er liep een pad van Oosterwolde naar kerkdorp, dat noemden ze “de zandweg’. Daarom noemen veel oudere mensen de Groote Woldweg nog steeds ‘ de Zandweg’.
Vroeger waren er heel veel overstromingen in Nederland, dat kwam omdat er toen nog geen dijken waren. Vaak in de winter kwam het water weer hoog, toen hebben ze de Winterdijk gemaakt.
Huizen werden op terpen gebouwd, kleine heuveltjes, dat kun je bij onze overburen nog steeds goed zien, maar toch was dit nog niet genoeg. Er waren nog steeds grote overstromingen. Tien is de dijk van Elburg naar Noordeinde gemaakt.
Veel van jullie hebben wel eens bij mij gespeeld en weten dan ook wel dat achter ons huis een oud kerkhof is. Daar wil ik graag wat over vertellen. Heel vroeger, dus wel 500 jaar geleden, woonden er best veel mensen op “kerkdorp”. Wel meer dan 600 mensen. Oosterwolde en Noordeinde waren nog bijna niet bewoond.
Eigenlijk gingen vroeger alle mensen naar de kerk, die kerk stond bij ons in de achtertuin. De Sint Nicolaaskerk.
Als je bij ons goed rondkijkt en zoekt, vinden wij nog steeds stukken leisteen. Dit waren vroeger de dakpannen van de kerk. Ik heb er een paar meegenomen, die zal ik straks even rondgeven.
Alle mensen werden om de kerk heen begraven, behalve hele belangrijke mensen, dominee’s bijvoorbeeld. die werden in de kerk begraven. Er zijn nog een paar grafstenen te zien.
Kinderen werden onder een grote heg bomen begraven, omdat als er weer een overstroming zou komen de kinderen niet zo gauw zouden wegspoelen.
Als er een dominee kwam preken, kreeg die bijna nooit geld, maar wel bijvoorbeeld een zak graan. Daar kon hij dan zelf weer zijn brood van bakken.
Wat wel een grappig verhaal is dat er eens de dominee uit Doornspijk kwam preken en hij kwam met paard en wagen over de Winterdijk. Toen zag hij daar in het water een hele grote vis, een snoek. Hij ging als een speer naar de kerk en zei tegen de koster, om gelijk die grote vis voor hem te gaan vangen. Tijdens de kerkdienst heeft de dominee de hele tijd door het raam naar buiten gekeken, want hij kon dan de koster zien vissen. De koster heeft de vis wel gevangen.
Op een gegeven moment brak er een erge ziekte uit. Die noemden ze de “rode loop”. De mensen hadden dan zo erg diarree, dat er alleen nog maar bloed uit kwam. Er zijn toen heel veel kleine kinderen gestorven.
Als er iemand moest worden begraven, koste dat ongeveer 80 eurocent en dat moest je dan betalen aan de koster.
Er was ook een kindje gestorven, maar die ouders hadden geen geld. Die vader heeft toen stiekem het kindje midden in de nacht begraven. De volgende dag kwam de koster erachter en heeft toen bij die ouders om geld gevraagd, anders zou het kindje daar niet bergaven mogen blijven.
Helaas kwam er in 1825 weer een grote overstroming, de Elisabethvloed. Er zijn toen heel veel mensen verdronken, en bijna alle huizen zijn toen weggespoeld. De kerk bleef wel staan.
De mensen zijn toen in Oosterwolde en Noordeinde hun huizen gaan bouwen en gingen daar wonen. Ze bleven wel naar kerkdorp naar de Sint Nicolaaskerk, naar de kerk gaan.
Maar 20 jaar later sloeg de bliksem in de kerktoren en de kerk is daardoor zo verwoest, dat de hele kerk moest worden afgebroken. Toen is de grote kerk in Oosterwolde en het kleine kerkje in Noordeinde gebouwd. Oude stenen van de Sint Nicolaaskerk zijn gebruikt voor de andere kerken. Dat kun je nog zien aan de zijkant van kerk, daar zitten andere stenen die nog afkomstig zijn van de oude Sint Nicolaaskerk.
Omdat er vroeger mensen vaak met al hun belangrijke dingen werden begraven, liggen er nog heel veel dingen bij ons achter in de grond. Er zij al heel vaak mensen geweest om met een metaaldetector in de grond te zoeken naar oude spulletjes. Ik heb hier een oude munt en een oude gesp van een tas of riem. Deze zijn dus bij ons gevonden en ik zal ze even rond geven, samen met de leisteentjes…..
DIT WAS MIJN SPREEKBEURT
Prima spreekbeurt Esra!
Een enkele aanvulling: Amsterdam had in die tijd 5.000 inwoners! Waarschijnlijk heeft er vanaf de negende eeuw al een houten kapel gestaan.